Zo op het eerste gezicht zijn de woorden 'zout', 'salaris' en 'sla' geen familie van elkaar, maar schijn kan bedriegen.
Het Nederlandse woord 'zout' heeft in heel West-Europa vrijwel gelijkluidende vormen: het is salt in het Engels, Saksisch, oud-Noors, oud-Fries en zelfs Gothisch. In het modern Fries is het sâlt, in het Duits is het Salz, in het Frans sel, in het Spaans sal, in het Italiaans sale en in het Latijn was het sal.
Sommigen geloven dat Romeinse soldaten hun loon in zout kregen uitbetaald, maar dat is niet het geval. Ze kregen wel een speciale toeslag om hen in staat te stellen het kostbare zout aan te schaffen. Dat 'zoutgeld' is via salarius uiteindelijk het hedendaagse 'salaris' geworden.
Sla is natuurlijk de afkorting van salade. De oorsprong van het woord is uiteindelijk terug te voeren op het Latijnse salata, wat letterlijk 'gezouten' betekent en een afkorting is van herba salata ('gezouten groenten'). Dat zijn allerhande groenten die in zout zijn geweckt. Het is ooit een populair Romeins gerecht geweest. Dat lijkt wat apart, maar de Romeinen hielden van uitgesproken smaken, waaronder hun garum, een vreselijk geurende gefermenteerde vissaus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten