De woorden coca en kokos zijn beide namen voor exotische planten. Beide kwamen ze oorspronkelijk in verschillende delen van de wereld voor, maar met de ontdekkingsreizen in de zestiende en zeventiende eeuw kwamen veel nieuwe producten in West-Europese havensteden aan.
De cocaplant (Erythroxylum coca) groeit op grotere hoogte in het noordelijk deel van het Andesgebergte. Vooral in Peru en Bolivia treft men de plant in zijn natuurlijke omgeving aan. De geschiedenis leert ons dat de cocaplant voor de plaatselijke bevolking enig nut had. Zij dronken de bladeren als thee of kauwden de bladeren en hadden daardoor minder last van hoogteziekte en kregen meer energie om in de hooggelegen mijnbouw te werken.
Het woord coca stamt uit een inheems dialect, het Quechua, waar het woord kúka of q'oka zoiets als 'voedsel voor werkers en reizigers' betekende. Uiteindelijk kunnen we het woord nog verder terugvoeren tot cuca, 'boom' of 'struik' in het Aymara, een taal die nog steeds in de Andes gesproken wordt. De veroverende Spanjaarden kaapten het woord en vervormden het tot coca. Begin 19de eeuw was Java de belangrijkste exporteur van cocabladeren.
Van de kokospalm (Cocos nucifera) wordt na veel onderzoek gemeend dat deze in streken rondom de Indische Oceaan is ontstaan. Doordat de noot – eigenlijk is het botanisch gezien een steenvrucht – maandenlang kan drijven is het bijzonder lastig geweest om de juiste plek te duiden. In 1280 noemde Marco Polo hem al de nux indica ('Indische noot') en die had het weer van de Arabieren: jawz hindī ('Indische noot').
Het verhaal gaat dat het woord 'kokos' verzonnen is door de Portugese ontdekkingsreiziger Duarte Barbosa (1480-1521) die in zijn scheepsjournaal schreef 'wij noemen dit fruit quoquos of coco'. De naam is dan afgeleid van coco of côca, een geest of heks in Portugese folklore. De kokosnoot heeft drie gaten die vaag op een grijnzend gezicht lijken.
Ikzelf geloof dat je toch naar de vele talen van India moet kijken. Kopra is het gedroogde vruchtvlees van de kokosnoot dat in heel Zuidoost-Azië wordt gewonnen en belangrijk is voor vele gerechten. In een Zuid-Indiase taal, het Malayalam, is koppara 'kokosnoot'. Het is verwant aan khopri uit het Hindi en daar betekent het 'schedel'. Uiteindelijk is het afgeleid van het oeroude Sanskriet, waar kharparah ook 'schedel' betekent. Een kokosnoot lijkt met wat fantasie op een schedel, de hardheid doet daaraan denken en de woorden lijken voldoende op elkaar om te kunnen beslissen dat 'kokos' een woord is dat uit India stamt.
Met andere woorden: zowel kokos als coca hebben een wereldreis gemaakt, zijn elkaar onderweg vaak tegengekomen, maar staan niet met elkaar in verband.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten