Nederlands zout uit Venezuela

In de 16de eeuw had Nederland meer zout nodig. Veel meer. Die zoutbehoefte van voornamelijk Holland, Zeeland en Friesland was vooral door het haringkaken enorm gestegen. Alleen al de Hollandse haringvloot groeide in een tijdsbestek van 100 jaar van 150 schepen (in 1550) tot 4000 (in 1650). Door het inzouten van de haringen werden ze geconserveerd en konden daardoor een belangrijk exportartikel naar de Baltische staten worden.
[De Slag om Punta Araya - La Batalla de Punta Araya]

De voornaamste zoutleveranciers van de Nederlanden waren tot 1580 Frankrijk en Portugal. In dat jaar werd Portugal echter veroverd door Spanje, waarmee de Republiek in oorlog verkeerde. Bovendien verloren 'we' in 1598 ook nog eens de toegang tot de Portugese zoutleveranciers in Kaapverdië.

Het zout van de enig overgebleven leverancier, Frankrijk, was echter lang niet voldoende en dus werd maar besloten om het zout uit het Caraibisch gebied te halen. In 1599 vaart de eerste zoutvloot naar het destijds Spaanse Venezuela om daar stiekem zout te laden. Dit werd aanvankelijk gedaan door middel van smokkel, maar men werd steeds brutaler en er werden eigen Nederlandse zoutpannen ingericht, met name bij de westpunt van de Punta de Araya en wat nabij gelegen eilanden, waaronder Isla de Tortuga (1624 tot 1638)[1]. Een jaar later varen al zo'n 100 schepen naar Venezuela.

Het illegaal gewonnen zout van Araya was van ongewoon goede kwaliteit en bovendien 'belastingvrij'. De Nederlanders hielden zich uiteraard ook bezig met smokkel en bedreven wat piraterij, bedreigden de parelvisserij op Margarita Island en waren te talrijk voor de lokale Spanjaarden om tegenstand te bieden.

De lezer zal begrijpen dat deze situatie niet lang kon voortduren zonder dat Spanje tegenmaatregelen zou nemen. In 1603 begonnen ze met de plannen voor de bouw van een fort.

In 1605 leverden acht Hollandse schepen een gevecht met een Spaans eskader. Zij werden verslagen en hun zoutpannen op Araya werden daarna vernietigd. Bovendien werden de gevangenen, waaronder de Hollandse commandant, opgehangen. Dat ontmoedigde voor enkele jaren de Hollandse pogingen het schiereiland te bezetten.
[De restanten van Castillo de Santiago de Arroyo]

Om te zorgen dat de zoutpannen voor de Hollandse zoutvaarders onbereikbaar werden, bouwden de Spanjaarden in de jaren 1620-1621 een vesting op de westpunt van het schiereiland Araya. De Spaanse naam van de vesting was Castillo de Santiago de Arroyo. De teleurgestelde Hollanders noemden het 'Fort Kostverloren'.

Na flink wat schermutselingen moesten de Hollanders zich uiteindelijk dus gewonnen geven: de (al vernielde) zoutpannen in Venezuela waren onbereikbaar geworden. Daarop zocht men andere locaties voor de zoutwinning op de strategisch gunstiger gelegen Caribische eilanden, vooral Bonaire (zie hier) en Sint Maarten. Het was voor de WIC een van de voornaamste redenen geweest eilanden in de Caribische Zee in bezit te nemen.

[1] Antczak: Islands of Salt: Historical Archaeology of Seafarers and Things in the Venezuelan Caribbean, 1624–1880 - 2019

Geen opmerkingen:

Een reactie posten